In de commissie Welzijn van het Vlaams Parlement brak Freya Saeys een lans voor de creatie van een regelluw kader rond cohousing voor ouderen en voor personen met een verminderd zelfvermogen. Samen met enkele partijgenoten stelde ze hiervoor alvast een conceptnota op.
“We willen dat ouderen ook in kleinere groepen kunnen samenwonen en zorg krijgen. Vandaag maken verschillende verouderde regels dat moeilijk of zelfs onmogelijk. Daarom streven we naar een regelluw kader, waarin ze zelf kunnen bepalen op welke manier dat ze dat doen.” De meeste ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. “Vlaanderen beschikt over een heel scala aan thuiszorgdiensten die dit mogelijk maken. Als Vlaamse ouderen uiteindelijk toch de stap moeten zetten naar een vorm van collectief wonen, doen ze dit het liefst in vormen waarin ze de regie nog maximaal in eigen hand kunnen houden en in een setting die niet te grootschalig is. Ouderen verkassen pas naar een woonzorgcentrum als ze zwaar zorgbehoevend zijn en echt niet meer zelfstandig kunnen wonen.”
“Dezelfde tendens naar maximale regie en kleinschalig wonen tekent zich af bij mensen met een handicap en bij personen die psychiatrisch zijn uitbehandeld, maar toch nog wat zorg en begeleiding nodig hebben. Wij vinden dat de Vlaamse overheid initiatieven van ouderen om samen te wonen – en om de woon- en leefkosten te delen – moet toejuichen. Het recht om vrij te kiezen voor een woonvorm, met wie je gaat samenwonen en hoe je de kosten verdeelt, kan niet worden beperkt op basis van leeftijd of door een zorgbehoefte.”
“Een dergelijke keuze past volledig in het concept van vermaatschappelijking van de zorg. Zo nemen mensen verantwoordelijkheid op voor de zorg voor zichzelf en voor elkaar, staan ze elkaar bij op moeilijke momenten en helpen ze elkaar met kleine taken. Bovendien creëert dit een dam tegen vereenzaming. Verder kan een vorm van cohousing een goede oplossing vormen voor andere personen dan ouderen die wel zelfstandig willen of kunnen leven, op voorwaarde van een minimale begeleiding.”
“Het grote probleem voor cohousing van ouderen en vergelijkbare initiatieven is vandaag de rechtsonzekerheid, voor de ouderen zelf, voor de organisaties die hen willen begeleiden en voor de zorgverleners. Neem bijvoorbeeld de thuisverpleegkundigen. Ze factureren de door hen verleende zorg alsof ze die hebben verstrekt in een privéwoning, wat logisch is. Als er echter meer dan drie zorgbehoevende personen in de woning aanwezig zijn en ze van gemeenschappelijke diensten gebruikmaken, beschouwt de overheidsdienst voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de cohousing als een niet-erkend woonzorgcentrum en kan dan uitbetaalde prestaties terugvorderen. Dit kan tot duizenden euro’s oplopen. Verpleegkundigen ontvangen in die visie ook geen verhoogde tegemoetkoming voor prestaties in het weekend. Dergelijke situaties zorgen momenteel voor een grote onzekerheid bij eerstelijns gezondheidszorgberoepen. Als hieraan niet wordt geremedieerd, bestaat het risico dat de bewoners van dergelijke woonconcepten op termijn geen zorgbeoefenaars meer vinden die hen thuiszorg willen verlenen.”
“Om te vermijden dat cohousingprojecten misbruikt worden als verdoken woonzorgcentra kan het samenleven worden beperkt tot vijftien personen of koppels, waarbij de bewoners ten hoogste gebruikmaken van de thuiszorgdiensten waarvan ze ook gebruik zouden kunnen maken als ze ieder afzonderlijk zouden wonen.”
“Het kan niet de bedoeling zijn om ouderen die de regie van hun leven en zorg in eigen handen nemen zware administratieve verplichtingen op te leggen. Een melding aan het agentschap Zorg en Gezondheid moet volstaan. Op die manier weet de overheid welke initiatieven er bestaan en waar ze gelokaliseerd zijn. Het toezicht kan zich dan toespitsen op de veiligheid en de gezondheid van de bewoners.”
“De hoorzittingen met experten in de parlementscommissie vonden in september plaats. Nu is het aan de commissieleden om een voorstel tot decreet op te stellen. Ik vermoed dat sommige oppositiepartijen nog wat eigen specificaties willen aanbrengen. Het zal wel essentieel zijn om coalitiepartner CD&V mee over de streep te trekken om het decreet voor de verkiezingen van 2024 goedgekeurd te krijgen. Anders moeten we het wetgevende deel van het werk daarna helemaal overdoen.”