Niks zo erg als een prachtig pand dat niet goed wordt gebruikt! Het begrip integraliteit wordt zeer divers gebruikt en vaak verstaan we er wat anders onder. Het vraagstuk waar we vanuit onze projectervaringen tegenaan lopen, is dat verschillende invalshoeken rondom het benutten van huisvesting onderling niet goed op elkaar zijn afgestemd.
Bij integraliteit hebben wij het over de volgende dingen:
– De visie op zorg en wonen leidt tot een functioneel programma van eisen voor huisvesting.
– Iedere doelgroep vraagt om ‘eigen’ functionaliteiten, dus wil je helder hebben welke doelgroepen nu en in de toekomst gebruik gaan maken van de huisvesting.
– De bebouwde omgeving moet goed worden benut. Dit wordt bereikt doordat medewerkers worden begeleid en/of getraind in de betekenis van de visie op zorg en wonen in begeleiding en andere werkzaamheden.
– De kosten van de bebouwde omgeving moeten qua exploitatielast passen binnen de huidige en toekomstige financiële mogelijkheden.
Vraagstukken
Uiteindelijk wil iedereen het beste voor de cliënt. Dit lijkt wellicht logisch. Toch lopen wij in de praktijk tegen verschillende vraagstukken aan:
– Projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties die vanuit ‘eigenbelang’ andere huisvesting realiseren dan functioneel op de doelgroep is afgestemd.
– Nieuwe ontwikkelingen die niet geschikt zijn voor scheiden van wonen en zorg. Dit terwijl toch echt wel duidelijk is dat grote groepen nu en in de nabije toekomst hoogstwaarschijnlijk zelf de woonlasten zullen moeten betalen.
– Medewerkers op een institutionele manier werken binnen bijvoorbeeld kleinschalige woonvormen. Met institutioneel bedoelen we dan een werkwijze met houding en gedrag die passen binnen een grotere en traditionele setting, zoals bijvoorbeeld een verpleeghuis.
– Organisaties het lastig vinden om aan familie en andere betrokkenen uit te leggen waarom keuzes worden gemaakt die passen bij een bepaalde beperking, maar daarmee echt anders zijn dan het reguliere maatschappelijke patroon. Zo wijkt het bieden van een kleinschalige woonvorm af van het feit dat kinderen hun ouders graag een appartement-voorziening willen geven. Of willen we verstandelijk beperkte mensen met bijvoorbeeld een ontwikkelingsniveau van een zesjarige zelfstandig laten wonen in een appartement, zonder dat we ons realiseren dat dit vereenzaming oplevert die misschien vraagt om een andere woonvorm?
Integrale afweging
Deze diversiteit aan afwegingen die plaatsvindt rondom wonen en verblijven kan alleen professioneel worden afgewikkeld als alle betrokkenen samen aan tafel gaan zitten en integraal tot een afweging komen. De cliënt moet leidend zijn in deze afweging. Natuurlijk het liefst zelf aan tafel of via vertegenwoordiging van alle betrokkenen. De betrokkenen zullen daarna aan de slag moeten om de gemaakte keuze te vertalen naar hun eigen verantwoording.
Wellicht leuk om aan te geven hoe wij dit in onze projecten aanpakken:
1. We starten vanuit de doelgroep en het doelgroepenbeleid. We willen helder hebben voor welke doelgroep(en) de ontwikkeling geschikt moet zijn, welke eisen die doelgroep stelt qua functionaliteit en in welke mate dit een visie is vanuit de cliënten en in welke mate vanuit de professional. Indien nodig organiseren we sessies om de functionaliteit die nodig en gewenst is naar boven te halen. Tevens stellen we vast of de functionaliteit ook vertaald is naar bijvoorbeeld het werken van de professionals (medewerkers organisatie). Met de familieleden of vertegenwoordigers stemmen we af of ook zij achter de keuzes staan en de vertaling naar het functionele programma van eisen begrijpen.
2. Omdat een functioneel programma van eisen maar deels tot de verbeelding spreekt, gaan we het vertalen naar een ontwerp. In vaktermen noemen we dit een voorlopig ontwerp. Dit voorlopige ontwerp gaat gepaard met een businesscase. Hiermee stellen we zeker dat bedrijfseconomische afwegingen constant op de achtergrond meewegen. Dit drukken we uit in een exploitatielast die moet passen binnen de bekostiging. We zijn daarbij een voorstander van het scheiden van wonen en zorg als uitgangspunt. Het voorlopige ontwerp gaat soms al gepaard met een schets van inrichting en tuinontwerp. Dit om de familie en medewerkers zoveel mogelijk mee te nemen in hun belevingswereld. Het ontwerp wordt hiermee zo concreet dat een akkoord ook een echt akkoord is. Iedereen kan zien hoe de ontwikkeling er in de praktijk uit gaat zien en wat dit betekent.
3. Nadat het voorlopige ontwerp en de businesscase zijn vastgesteld, moet worden gewerkt aan een definitieve grondaankoop, vergunningen, een definitief ontwerp, een definitieve financiering et cetera. Dit is een arbeidsintensieve fase waar altijd veel aandacht naar uit gaat. In onze werkvolgorde kan het echter meer op de achtergrond plaatsvinden. Iedereen is immers al lang op de hoogte van de ontwikkelingen die gaan komen.
4. Dat we daarna gaan bouwen en een gebouw opleveren inclusief financiering en een huurovereenkomst, zullen de trouwe lezers van onze artikelen ondertussen wel begrijpen.
Auteursinformatie: Rob van Veen, één van de twee initiatienemers van ‘Leef je Leven’(www.leefjeleven.org). ‘Leven Vastgoed’ is binnen ‘Leef je Leven’ het onderdeel dat maatwerk-huisvestingsoplossingen ontwikkelt.
U kunt reageren via [email protected].