De toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen is een van de meest complexe vraagstukken die onze overheid en de zorgsector de komende jaren en decennia moet zien te beantwoorden. Expo 60+, de alom bekende vakbeurs voor woonzorgprofessionals die eind vorige week plaatsvond in Mechelen, vormde de perfecte gelegenheid om hier dieper op in te gaan. Beursorganisator Probis bracht architect Jorden Goossenaerts (Conix-RDBM), VIPA-beleidsadviseur Christophe Cousaert en gepensioneerd journalist Guy Tegenbosch samen voor een topdebat.
Hoe evolueren jullie het huidige aanbod aan woonzorgvoorzieningen in Vlaanderen?
Jorden Goossenaerts: “Op het gebied van woonzorgcentra is er de afgelopen jaren heel wat gebeurd, maar toch vind ik dat er nog gebrek is aan nieuwe vormen en concepten die de combinatie maken tussen verschillende functies. We zien regelmatig dat er andere maatschappelijke functies geïntegreerd worden in woonzorgcentra (bijvoorbeeld een publiek toegankelijke brasserie of een buurtcafé), maar ik denk dat we daar in de toekomst nog meer op moeten inzetten.”
Christophe Cousaert: “We staan hoe dan ook al een stuk verder dan tien à vijftien jaar geleden, toen er in wezen enkel rusthuizen waren. Desalniettemin denk ik dat het hoog tijd is om een klik te maken en veel meer de kaart te trekken van buurtzorg en dienstencentra. We moeten ons ook de fundamentele vraag stellen hoe we onze gebouwen, infrastructuur en publieke ruimte zodanig kunnen inrichten dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Ten tweede is er behoefte aan een grotere variatie op het gebied van woontypologieën. Wat dat betreft zitten we in Vlaanderen vastgeroest in ‘hokjesdenken’. We hebben heel wat woonzorgcentra en assistentiewoningen, maar daar stopt het dan ook. Voorts moeten we zorg op de agenda zetten van andere beleidsdomeinen en een vruchtbare synergie nastreven met wonen en ruimtelijke indeling. En een laatste aandachtspunt is dat we het zorgspectrum moeten verruimen: het is niet enkel een zaak van 85-plussers, maar ook van jongere personen die zorg- of hulpbehoevend zijn.”
Er wordt vaak gepleit voor het doorbreken van de strikte scheidingen tussen verschillende hulpbehoevenden, het afschaffen van speciale afdelingen voor gehandicapten of dementerenden en synergie met de rest van de maatschappij. Hoe kunnen we dit vertalen naar de realiteit?
Jorden Goossenaerts: “Allereerst moeten we een zeer open benadering aan de dag leggen bij het programmeren van vastgoed in het algemeen en zorginfrastructuur in het bijzonder. Als we een zorgexploitatie kunnen uitdenken die het mogelijk maakt om er ook andere doelgroepen bij te betrekken, zijn we al op de goede weg. We kunnen de behoefte aan zorgvastgoed gebruiken om ook op andere vlakken meerwaarde te genereren. Een van de modetermen van de voorbije jaren is kleinschaligheid. Op zich is dat een goed principe, maar voor mij is het steeds een programmaonderdeel en nooit een doel op zich. Je kan gerust kleinschalige concepten integreren in een grootschalig geheel – dat sluit elkaar niet uit. We hebben echter net die grootschaligheid nodig om aantrekkingskracht te genereren. Vandaar dat ik ook pleit voor ouderenzorg in stads- en dorpscentra.”
Christophe Cousaert: “Er wordt hard gewerkt aan de ruimtelijke integratie van ouderenzorg, maar het blijkt voor veel mensen toch nog een enorme stap om zich naar publiek toegankelijke faciliteiten op woonzorgsites te begeven, zeker als ze er geen familie hebben wonen. Als je de bouw van woonzorgcentra deel kunt laten uitmaken van grotere programma’s met onder meer woonfuncties, een dienstencentrum of een supermarkt, dan is die drempel al veel minder groot. Ik denk dat daar wel degelijk toekomst in zit.”
Over de toekomst gesproken: hoe zien jullie het woonzorggegeven de komende tien à twintig jaar evolueren?
Guy Tegenbosch: “Rusthuizen zoals we die kenden en woonzorgcentra zoals we die nu kennen zullen passé zijn. Ze zullen vervangen worden door zorgverstrekkingscentra waar het verzorgd worden ergens in de normale woonruimte zal gebeuren. Woonzorgcentra zullen meer uitzondering dan regel zijn. Het probleem is echter dat verschillende (zorg)functies momenteel moeilijk te combineren zijn door de veelheid aan regelgeving – de regelgeving met betrekking tot een cafetaria in een rusthuis of een buurthuis is helemaal anders. De kwaliteit van onze zorg is goed, maar we denken nog te instellingsgebonden.”
Jorden Goossenaerts: “Ik denk dat de toekomst enorme kansen biedt. We hebben geleerd uit het verleden en zijn in plaats van monofunctionele complexen flexibele vastgoedstructuren aan het maken waar naast zorg ook andere functies hun plaats kunnen hebben. Zorg wordt meer en meer een verhaal van wonen. We willen allemaal zo lang mogelijk thuis blijven wonen, dus waar je woont, moet je ook op een efficiënte manier verzorgd kunnen worden. Vandaar dat we de moed moeten hebben om grootschalige realisaties neer te zetten. Dit hoeft zoals eerder aangegeven niet te betekenen dat ze grootschalig aanvoelen en dat ze geen kleine korrel in zich kunnen dragen. Daarvoor kunnen architecten de oplossing bieden. Maar als we grootschalig denken maken we gehelen waar we behoeften die we vandaag (nog) niet kennen, kunnen terugvinden in eigen omgeving.”
Wat zou de overheid moeten doen om de kwaliteit van onze (ouderen)zorgverstrekking te verbeteren. Hebben jullie een concrete tip voor minister Vandeurzen?
Jorden Goossenaerts: “Het privatief eigendom vormt een belemmering op het gebied van flexibiliteit en vastgoedwaarde op de lange termijn. We moeten dat uiteraard niet afschaffen, maar wel herdenken. Mochten we nu gebouwen kunnen maken waarvan we bijvoorbeeld vloeren in plaats van appartementen of wooneenheden verkopen, dan blijf je in de mogelijkheid om de vloer op termijn opnieuw in te delen.”
Christophe Cousaert: “Dankzij de zesde staatshervorming en de kansen die Vlaanderen op het gebied van ouderenfinanciering krijgt, kunnen we fundamentele keuzes maken. En met wat tegenwoordig voorhanden is qua functiemix en alternatieve woonvormen, kunnen we het experiment echt wel een kans geven. Minister Vandeurzen heeft dat de afgelopen vier jaar al gedaan via de pilotprojecten zorg, maar ik hoop dat dit geen eenmalig verhaal was. Zodat we ook in de toekomst innovatieve modellen en concepten kunnen uittesten in een regelluw kader.”
Guy Tegenbosch: “Mijn tip is tweeledig. Pak enerzijds het fenomeen eenzaamheid aan, want het is een van de grootste bedreigingen voor ons algemeen welzijn. En creëer anderzijds synergie met het beleid rond ruimtelijke ordening, wonen en onderwijs. Waarom geen vrijwillige ouderenzorg implementeren in de leerprogramma’s? We moeten die gesloten circuits doorbreken en toegevoegde waarde realiseren door verschillende aspecten slim te combineren.”
Text: Tim Janssens