25 jaar geleden was de tijd waarin de bejaardenoorden (destijds de naam voor woonzorgcomplexen) en verpleeghuizen van de jaren zestig en zeventig werden gerenoveerd of gesloopt. Deze zorggebouwen waren van bovenaf en tot in detail gepland door de overheid. Alle plannen moesten langs het Bouwcollege, dat bepaalde of ze voldeden aan de gestelde normen. De uniformiteit van alle gebouwen geeft aan dat het Bouwcollege de ouderen toen als twee homogene groepen zag. De eerste groep kon zich nog aardig redden en daarvoor werden bejaardenhuizen gebouwd. De tweede groep had 24-uurs zorg nodig en kwam terecht in verpleeghuizen.
Een mooi voorbeeld van een bejaardenhuis vinden we in Rotterdam. Hier werd 25 jaar geleden een bejaardenhuis uit 1974 gerenoveerd. De 259 bewoners van Hoppesteyn kwamen via de lift op één van de twaalf woonverdiepingen. Eenmaal uit de lift, kwamen zij terecht in een lange anonieme gang met links en rechts een batterij aan deuren. Pas helemaal aan het eind van de gang verscheen een glimp daglicht. Achter alle deuren hadden de bewoners precies 23,7 m2 tot hun beschikking: een halletje met een aanrecht van 90 cm, een toilet met wasbak waar niet alleen de handen, maar ook het lichaam moest worden gewassen en een woon-/slaapkamer van 5 m diep en 3,4 m breed. Bewoners die in hun stoel bij het raam naar de straat wilden kijken, keken op een betonnen galerij van 1,5 m. De woonruimte, maar ook het visuele contact met de buitenwereld was zeer beperkt.
De wijze waarop zorginstellingen waren georganiseerd, was in die tijd vergelijkbaar met andere overheidsinstituten zoals scholen en gevangenissen. De ouderen waren overgeleverd aan de dagelijkse routine van het personeel van de instelling en het gebruik van de ruimten voldeed meer aan de eisen van het personeel dan aan die van de bewoners.
Bij het renovatieplan voor Hoppesteyn werden zowel bewoners als personeel geraadpleegd. Beiden konden concrete kritiek uitoefenen op een van tevoren gerealiseerd modelappartement. Met succes is door de opdrachtgever afgeweken van de opgelegde normen, waardoor de bewoners een woon-, slaap- en badkamer kregen. De glazenwasgalerij werd eraf gehaald, zodat de bewoners op straat konden kijken en de aan de andere kant op de Boezemsingel. Op de eerste verdieping kwam een kinderopvang met een speelplaats op het dak van de ontmoetingsruimte en het restaurant. Zo werden de kinderen en ouderen bij elkaar gebracht. In 2000 werd een toren van 26 lagen aan Hoppesteyn toegevoegd, met een doorgang voor zorg per verdieping.
Met de voormalige verpleeghuizen stond het er niet veel beter voor. De mensen die 24-uurs zorg nodig hadden, kwamen terecht in verpleeghuizen, die vergelijkbaar waren met een ziekenhuis maar dan zonder dure apparatuur en chirurgen. Vier of twee bedden op een kamer en een gordijn dat rondom het bed werd getrokken om visueel privacy te creëren, was heel normaal. Het allerlaatste dat de mensen met dementie in die tijd zagen, zal het systeemplafond zijn geweest.
Een goed voorbeeld was verpleeghuis Birkhoven in Amersfoort, dat in 2006 gesloopt werd en plaats maakt voor een nieuwbouw met studio’s met eigen sanitair. Tussen de nieuwe gebouwen is bovendien een park ingericht met sfeervolle plekken en een grand café met terras. In 2009 werd het Bouwcollege afgeschaft en werden de zorgorganisaties verantwoordelijk voor hun huisvesting en dat was een goede beslissing. Want de ouderen vallen niet in te delen in twee homogene doelgroepen. Na de afschaffing is er een enorme verscheidenheid aan gebouwen ontstaan. De tijden van bejaarden- en verpleeghuizen liggen gelukkig definiteif achter ons.